“We are in need of light. Of lights we have enough—will-o’-the-wisps—but too little light. How dark is the path of a man when he reaches the new world, the world in between! Beyond us there is unending darkness. Where is this “beyond”? Probably deep in ourselves.” ~ uit Carl Gustav Jung, The Black Books, Book 3, p. 37.
Soms, en met hele periodes die soms wel maanden kunnen duren, word ik getrokken naar het donkere, het indiep stille, het sombere, de eenzaamheid … Het valt mij op dat de herfst dat perfect symboliseert, meer nog dan de winter. De winter is eerder stil(staand). De herfst daarentegen is een actief trekken, een zuigen naar binnen toe. Ik ben dan waarschijnlijk ook niet toevallig in de herfst geboren. Gisteren was ik jarig. Zoals zovele verjaardagen voorheen heb ik die dag helemaal alleen doorgebracht, met wisselend gemoed … zoals een herfstdag zou je kunnen zeggen, deels somber, deels zonnig, deels stormachtig … maar toch ook niet ongelukkig – het daagde mij dat dat wel bij me past.
De laatste dagen word ik weer naar Jung getrokken, naar zijn Zwarte (dag)Boeken, en God, wat zijn ze donker !!! Toch trekken ze mij en fascineren ze mij. Ik voel me diep aangesproken en geraakt. “Herkenning” is het woord dat bij mij bovenkomt.
Vanmorgen lees ik opnieuw in de Zwarte Boeken en lees het bovenstaande stukje.
Ja, de wereld is vol licht, maar het zijn dwaallichtjes. Het échte licht zit vanbinnen en hebben we zelf te ontdekken, door onze eigen donkerte heen. De Iraanse mystici schreven daar eeuwen geleden al over. Ze noemden het het innerlijke noorderlicht, onze innerlijke poolster waarop we ons te oriënteren hebben om onszelf (terug) te vinden in een wereld vol dwaallichtjes.
© Katy Pylyser – 27 oktober 2021
Art : Will-o-the-wisp and snake – Hermann Hendrich 1823
(De slang staat symbool voor verandering, transformatie, maar de slang is ook niet zonder gevaar – transformatie is een moeilijke tijd – in de achtergrond de ruïnes, plaats bij uitstek voor eenzaamheid en bezinning)

